Uitdaging

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan

Het is een stormachtige periode, zal ‘k maar zeggen…

Dit omgaan met het baarmoederhalskanker-verhaal is de grootste uitdaging die ik tot nu toe voor m’n snufferd heb gekregen. En of het nou een kort verhaal gaat worden met weinig inspanning en snel weer lekker verder of een langer verhaal met meer hordes om overheen te moeten; het is na 2 maanden heen en weer gesleurd worden door het ziekenhuis gewoon een belachelijk hoge hobbel geworden.

We moeten praten

Dat komt dus niet alleen doordat het over het onderwerp kanker gaat, maar óók door de toestand die het ziekenhuis ervan heeft gemaakt. Met eerst een paar mislukte onderzoeken, dan een kijkoperatie en ons helemaal geruststellen, om vervolgens alsnog een bom te laten vallen. Gekluns, dat is wat Dejan en ik het vinden (en met ons meer mensen, aan de reacties van afgelopen dagen te merken). Wij gaan een gesprek aanvragen met de medisch verantwoordelijke persoon van de afdeling gynaecologie, omdat we met teveel vragen zitten en met teveel twijfels in ons vertrouwen richting dit ziekenhuis. Overigens moeten we ook met de huisarts rond de tafel, want ook zij heeft steken laten vallen waar ze van leert, hopelijk.

Via via heb ik ook wel begrepen dat ze op de afdeling gynaecologie zelf ook vinden dat het niet goed is gegaan, vandaar ook de enorme spoed die er nu onder dit gebeuren is gezet. Wat ik ook waardeer.

Maar het gesprek willen wij, omdat we vertrouwen moeten kunnen hebben in de mensen die nu voor mij moeten gaan zorgen. De insteek is niet: klagen en wijzen met de vinger. De insteek is wel: uitspreken wat ons dwarszit, ze laten inzien hoeveel stress dit gedoe ons heeft gegeven en samen nagaan: “wat is hier niet goed gegaan, hoe kijken jullie hier zelf naar en wat gaan jullie er in de verdere zorg in dit verhaal mee doen?”

Hoe kan ik vertrouwen krijgen dat ze nu wel alert blijven, beter communiceren en niet zomaar allerlei aannames doen die ze niet eens aan mij zelf vragen? Artsen luisteren gewoon zo vaak niet goed. Lezen niet goed, communiceren niet goed en vragen ook niet goed door.

Wat ik dan trouwens wel fijn vindt: de arts die wij dinsdag krijgen, heeft zoiets zelf ook op een filmpje gezegd; dat artsen veel praten en vaak moeite hebben met luisteren. Dat vind ik fijn, dat ze die zelf-kritische houding heeft. Ik vermoed dat ik wat dat betreft in goede handen kom. Maar er moet eerst wel iets worden opgeruimd in dit verhaal en dan pas kan ik beslissen of ik in dit ziekenhuis durf te blijven.

Heen en weer en toch stabiel

De uitdaging is door het gedoe van het ziekenhuis, mentaal dus heftiger geworden. Maar dat neemt niet weg dat de uitdaging sowieso pittig is. Ik heb al meer dan genoeg aan mijn lijf, en nu komt er nog eens een kluif bij. De gedachten schieten door elkaar in mijn hoofd. De emoties ook. Ik slinger van stevig naar wiebelig, van vrolijk naar verdrietig, van bang naar bemoedigd, van genietend naar gepeins en van best blij naar behoorlijk boos.

Maar wat toch steeds weer bovenkomt drijven en ‘t meest dominant is de afgelopen dagen is: ik kan het. Zelfvertrouwen. Meer dan ik ooit dacht te hebben. Ik weet niet wat me te wachten staat, moet nog tot dinsdagmiddag 13.35 uur wachten tot Dejan en ik daar dan weer wat meer duidelijkheid in gaan ervaren, maar ik voel wel hoe stevig de basis is in mijzelf. En dat ik in staat ben alles toe te laten dat er langskomt.
Ik ben het Dejan ook aan het leren. Die krijgt dit weekend een spoedcursus in ’emoties toegestaan’. Dat helpt. Hij geeft aan mijn hulp daar goed bij te kunnen gebruiken en dat vind ik heel mooi. Ik kan hem ook helpen, waarna hij mij weer kan helpen als ik zelf even overspoeld word.

Pitootje

Als kind had ik 2 meiden-helden-voorbeelden: Pippi Langkous -ieder wel bekend- en Catootje, de stronteigenwijze maar vindingrijke, vrolijke en stoere jongste dochter uit de strip Jan, Jans en de kinderen. Die strip verslond ik, vanwege Catootje.

Ik leerde van Catootje dat je uitdagingen in het leven op de slimste manier moet aanvliegen. Als je je kamer moet opruimen bijvoorbeeld, dan kan dat via meerdere methodes. Je kunt alles netjes op z’n plek leggen en dan heel veel tijd verspillen, of het zo doen dat het netjes is op ‘t oog, met tevreden ouders, zonder veel kostbare tijd kwijt te zijn. In dat tweede meer efficiënte geval, leg je de kleine dingen keurig waar ze horen, maar duw je de grote bende gewoon lekker door het raam de voortuin in. Catootje deed dat trouwens precies op het moment dat haar pa aan kwam lopen met zijn directeur (die ter kennismaking op huisbezoek meekwam), waarbij Catootjes pa, vlak voor zijn eigen huis, zei: “Ik zeg altijd maar, aan de voortuin kun je zien wat voor mensen er wonen”. Niet handig natuurlijk voor pa, maar voor Catootje was een vervelend euvel op een vindingrijke manier uit de weg geruimd. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan. Veel van geleerd!

Pippi Langkous vond ik gewoon super stoer en bewonderde ik, net als veel meiden. Ikzelf was denk ik meer een Annika; verlegen en wat meer timide. Maar er zat ook een Pippi in mij verscholen en het leven heeft mij gedwongen die te laten opstaan. Pippi’s levensmotto:

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan. 

En die is me toch een partij relevant nu zeg… En zo komen mijn kinderhelden me ineens weer heel goed van pas, tig veel jaren later. Van Dejan heb ik daarom nu de koosnaam Pitootje gekregen, een samenvoeging van Pippi en Catootje. En die naam bevalt me wel. Ik wil wel, als het maar even lukken mag, graag als een Pitootje door deze storm heen zien te banjeren.

Doei, tot de volgende.
Kiki Pitootje